Op de site van de Woonbond, pleit directeur Ronald Paping voor een generieke huurverlaging van 10%. Zijn redenering is dat corporaties de afgelopen jaren over de ruggen van de huurders een winst van bijna 25% hebben gemaakt. Een onverstandig plan, om meerdere redenen. Om te beginnen mist Paping de boot door als belangenbehartiger van de huurders de corporaties aan te spreken. Sinds de nieuwe woningwet worden prestatieafspraken gemaakt tussen corporaties, gemeenten en huurders. Hij spreekt dus zichzelf aan, de corporaties en de gemeenten. Die laatsten – en met name hun gemeenteraden – voelen wel degelijk de verantwoordelijkheid voor betaalbare huisvesting van hun inwoners. Dus worden er meestal ook in de prestatieafspraken afspraken over het huurniveau gemaakt. En daar zijn alle drie de partijen in gelijke mate verantwoordelijk voor!
Natuurlijk, er zullen corporaties zijn die behoorlijke 'winsten' hebben behaald; er zijn ook veel corporaties die op basis van hun afspraken over betaalbaarheid met hun gemeenten en huurdersorganisaties, huren hebben verlaagd. En als er al winst gemaakt is dan wordt die niet uitgekeerd aan aandeelhouders maar komt die – via diezelfde prestatieafspraken – ten goede aan de huurders en inwoners van de stad.
Die afspraken worden gemaakt op grond van de analyse van de lokale betaalbaarheidssituatie en woningmarktsituatie, waarbij ook andere wensen en doelen aan de orde zijn zoals de noodzaak te verduurzamen, sloop/nieuwbouw, het aanpassen van de voorraad om mensen langer zelfstandig te laten wonen en transformatie.
10 % huurverlaging klinkt mooi, maar ook een corporatie kan zijn geld maar één keer uitgeven. Dus dat kan betekenen dat er minder woningen worden bijgebouwd, verduurzaamd of dat er minder wordt geïnvesteerd in het levensloopbestendig maken van woningen. Daar zitten huurders ook niet op te wachten. Wellicht zijn ze uiteindelijk dan later duurder uit. Bovendien worden corporaties de komende jaren fiscaal nog zwaar belast. Ook deze afdracht van middelen kan niet ten goede komen aan opgaven in de sociale huursector waar veel gemeenten nog voor staan.
Nogmaals, één van de belangrijkste verbeteringen van de herziene Woningwet 2015 is de versterking van de positie van de gemeenten èn de lokale huurdersorganisaties. Op lokaal of regionaal niveau maken gemeenten met hun corporaties en huurdersorganisaties prestatieafspraken over de te realiseren volkshuisvestelijke doelen, op basis van de lokale of regionale woonvisie. Immers, met lokale of regionale afspraken is het veel beter mogelijk om te sturen op lokale wensen en behoeften van bewoners. Juist met de nieuwe Woningwet hebben de huurdersorganisaties een veel belangrijker rol gekregen. Laat hen die rol dan ook lokaal spelen!